De berg
Ik voel mij niet gehoord, ik sta op een berg en er is niemand in de buurt. Ze zijn er wel maar de afstand is te groot. Soms ben ik bij iemand, iemand die dichterbij staat dan de rest. Deze persoon luistert… Tenminste dat denk ik… ik geef aan wat niet lukt, waar ik tegen aanloop. Het lijkt erop dat deze persoon luistert. Ik had mijn hand al die tijd uitgestoken. Ik probeer de hand van deze persoon te pakken en dan ineens trekt deze persoon haar hand terug…
Ik verlies even mijn evenwicht en glijd weer een stukje van de berg af… alleen… ik hou mij tegen, en niet alleen ik glijd weg, maar mijn dochters die aan mij hangen ook… Ik zet mij schrap, ik hou mij tegen en val gelukkig niet in het ravijn. Ik sta nog op de berg, even zuchten en weer terug opkrabbelen. De persoon die ik vast trachtte te pakken doet een stapje achteruit, maar blijft wel in zicht. Ze stuurt een ander persoon, twee zelfs. Een van de twee geeft mij een hand, ik pak haar hand en glimlach voorzichtig, deze persoon blijft mijn hand vasthouden. Ik voel mij goed. Ik kan hulp vragen voor mijn dochter en deze persoon helpt, ik kan de zorg van mijn dochter met haar delen. Ze gaat ook met mij naar gesprekken die niet altijd leuk verlopen. Ik kom door haar een stukje hoger op de berg, ze houdt vast. Dit voelt goed.
De andere persoon geeft ook een hand, maar een slap handje, soms laat ze los en dan ineens pakt ze hem weer. Ik weet niet wat ik ermee aan moet. Ik wil net als de andere persoon dat ze mijn dochter helpt en geen verwijten mijn kant opstuurt. Ik wil dat ze ziet wat er met mijn dochter gebeurt, dat ze ziet dat ze het regelmatig moeilijk heeft. Ik doe mijn best om ook haar in onze buurt te houden en ik houd haar vingertoppen vast. En dan ineens, totaal onverwacht, trekt ze haar hand keihard terug en geeft ze nog een duw na… Ik rol van de berg, heel hard, ik zoek houvast. Ik heb nog de hand vast van de andere persoon en uiteindelijk laat zij ook los. Ik vraag of ze vast wil houden, maar dat schijnt niet te kunnen. Ze laat los maar het lijkt of ze dat lastig vindt. Ze heeft net als die ander ons ook losgelaten. Ik zoek naar houvast, ik probeer elke strohalm vast te pakken. Ik zet mijn hakken in de ondergrond. En ik stop met naar beneden glijden…
Ik huil, ik heb verdriet, ik voel onmacht, maar ik kan niet verslappen, ik moet weer vechten om mijn voeten in het gras te zetten en dat lukt omdat ik inmiddels wel weet hoe dat moet. Ik heb weer houvast aan mezelf, maar ik zit in elkaar gedoken. Ik kijk af en toe omhoog de berg op. Ik kom er achter dat ik het weer alleen moet doen. Ik voel me gekwetst en ik heb strijd met mezelf. Ik kijk nog om mij heen of er nog iemand in de buurt is. Ja, er zijn nog mensen in de buurt, maar ze houden afstand. Ik moet mijzelf herpakken, ik moet sterk blijven voor mijn meiden, ik stel mijn verwachtingen weer bij, ik moet niet veel van anderen verwachten. Ik moet gaan beseffen dat ik het moet gaan doen, en terwijl ik het allemaal doe kijkt iedereen naar mij en mijn gezin en lijken te wachten tot ik omval. Dat laat ik niet gebeuren, niet zolang zij kijken.
Elisa
Een vermoeide moeder die inmiddels weer steviger staat